Grande Loge Féminine de Belgique •
Vrouwengrootloge van België

Laten onze werktuigen ons toe over te gaan van hebben naar zijn ?

‘Hebben’ behelst de idee van materialiteit en van bezit: iets zelf hebben, iets voor zichzelf hebben. ‘Zijn’ verwijst naar het tegenovergestelde, naar een innerlijke staat die het lichaam insluit, de ervaring ervan en de bewustwording van het mentale.

Er bestaan vele wegen om te evolueren van ‘hebben’ naar ‘zijn’. De wegen zijn even verschillend als dat er persoonlijkheden zijn, ze hebben echter allen iets gemeenschappelijks: het naar zichzelf toekeren. Met behulp van het schietlood dalen we af in onszelf, om bewust te worden, te ontdekken en te leren, om vervolgens ons op te richten, ons te verheffen, te groeien en ons naar buiten te keren, en om uiteindelijk op onze beurt onze kennis en ervaring door te geven aan de anderen.

Gedachten rond de term ‘hebben’:

Eerst en vooral betekent ‘hebben’ bezitten. Maar ook daarin maken we nog onderscheid tussen de materiële en de immateriële bezittingen zoals het beleven, de emoties en de ervaring;

Vervolgens biedt ‘hebben’ ook de mogelijkheid om te voldoen aan onze basisbehoeften zoals ze hiërarchisch gedefinieerd worden in de behoeftepiramide van Maslow;

Er bestaat ook een band tussen ‘hebben’ en macht. Diegenen die bezitten hebben dikwijls de macht in handen waarbij de bezitlozen meestal uitgesloten worden.

Daarentegen, door zich te ontzeggen van bezit bevrijdt men zich van een vorm van verslaving aan de noties ‘behoefte’ en ‘hebben’.  Er bestaat de angst om te verliezen van wat men heeft en alzo in een staat van behoeftigheid terecht te komen.

Tenslotte wordt ook de link gelegd met 3 andere begrippen:

  • de tijdelijkheid: we bezitten allemaal voor een bepaalde, gelimiteerde tijd, namelijk de duur van ons leven;
  • het plezier: zich bepaalde vormen van plezier veroorloven;
  • de leegte: ‘hebben’ om een leegte te vullen.

Wanneer menzich buigen over het begrip ‘zijn’, evoceren zij het zelfbewustzijn, de introspectie, de spiritualiteit, de band met de anderen, de machtiging om te ‘zijn’.

De vrijmetselarij stelt ons in staat om naar boven te brengen wie we in wezen zijn. Door onze werktuigen begrijpen we wie we zijn, niemand kan ons dat ontnemen. We leren te worden wie we in wezen zijn.

“Het is deze verinnerlijking van elk werktuig die ons toestaat gericht te zijn niet meer op het ‘hebben’ maar op het ‘zijn’ door middel van het ontwikkelen van onze verborgen mogelijkheden.”

“We waren profanen en hadden … zekerheden , een plaats in de maatschappij. Hebben onze initiatie en onze maçonniekehouding ook niet reeds bijgedragen om de profaan te laten evolueren van ‘hebben’ naar ‘zijn’, naar een nederig, goed, solidair en broederlijk wezen?”

Kortom, door een proces van transformatie, van transmutatie, van verandering door een noodzakelijke afweging van alle dingen… kan men zich tot een betere persoonlijkheid vormen, “een nieuw wezen, een meer verlichte vrouw” op de juiste en deelnemende weg.

Volgens de filosoof Arnaud Desjardins: “ Niets wat we hebben is voor eeuwig.  De kwestie is niet te ‘hebben’ maar te ‘zijn’.  Alles wat we hebben kan ons afgenomen worden.  Dat wat we zijn kan ons niet afgenomen worden”.  Dit toont meteen de hachelijke toestand van onze materiële bezittingen ten opzichte van de continuïteit van het menselijk bestaan, kracht puttend uit onze wortels om door te geven aan diegenen die na ons komen.

In de vrijmetselarij is niets volledig zwart of wit. We zoeken de juiste maat en de complementariteit: ‘hebben’ gaat niet zonder ‘zijn’, en vice versa.

Vrijmetselaars, we delen een vergankelijk ‘hebben’. De gemeenschappelijke weg bezorgt ons de emotie en de broederlijke warmte van het deelnemen.

“Zelfs al beschikken we over dezelfde werktuigen, we gebruiken ze allen verschillend volgens het te verwezenlijken werk aan onszelf. Iedereen op haar eigen manier en volgens haar eigen ritme.”