Grande Loge Féminine de Belgique •
Vrouwengrootloge van België

Vrouwelijke vrijmetselarij

Geschiedenis van de Vrouwengrootloge van België

Geschiedenis

In het begin van de vrijmetselarij werden vrouwen niet toegelaten. Eén van de voorwaarden om tot te treden was immer dat men “vrij en ongebonden” moest zijn en dat was niet het geval voor de toenmalige vrouwen.

De toetreding van vrouwen is dan ook met kleine stappen gegaan.

In het begin van de 18de eeuw ontstonden “adoptieloges”. Ze waren opgericht door vrijmetselaars en hingen af van een mannenloge. Ze konden niet zelfstandig werken. Nederigheid, discretie, trouw en goede zeden waren de inwijdings-thema’s, een heel andere benadering dan bij de mannen.

Terzelfdertijd werden pogingen ondernomen om onafhankelijke vrouwenloges op te richten, maar zonder succes.

Ondanks het muzikale pleidooi van Mozarts Toverfluit (1791) om zowel mannen als vrouwen toe te laten, moeten we wachten tot het einde van de 19de eeuw wanneer Georges Martin en Marie Deraismes een eerste gemengde obediëntie stichtten.

In 1899 verandert de benaming van de “Grande Loge Symbolique Ecossaise Mixte de France” in “Ordre Maçonnique Mixte International Le Droit Humain”, een obediëntie waar vrouwen en mannen worden ingewijd.

Op 21 oktober 1945 wordt een zelfstandige vrouwelijke obediëntie opgericht, de “Union Maçonnique Féminine de France” en wordt de eerste algemene vergadering gehouden. Zeven jaar later verandert deze obediëntie haar naam in “Grande Loge Féminine de France” (GLFF).

In 1974 sticht de GLFF, op vraag van Belgische vrouwen, loges in België: een eerste in Brussel, daarna in Luik, gevolgd door een tweede in Brussel en één in Charleroi.

Op 17 oktober 1981 vormen deze 4 loges een zelfstandige Belgische obediëntie de “Grande Loge Féminine de Belgique – Vrouwengrootloge van België” (GLFB-VGLB).